Beter een goede buur?

In de achtertuin van het huis waar Mrs. T. opgroeide was een muur. En in die muur zat een poort. Als je door die poort liep dan kwam je in de tuin van opa en oma. Mrs. T.’s ouders woonden aan de ene kant van een twee-onder-één-kapper, haar opa en oma aan de andere. Toen opa en oma naar het bejaardentehuis vertrokken bleef de jongste broer van Mrs. T.’s moeder in het huis wonen met zijn nieuwe vrouw (en later zijn kinderen).

De poort bleef uiteraard in gebruik. Hij werd (en wordt) vele malen per dag gebruikt om op en neer te lopen. Er wordt over en weer koffie gedronken en voor heel veel belangrijke (en nog veel meer minder belangrijke) boodschappen wordt op en neer gewandeld.

Grote Zus en Kleine Zus weten de weg naar de buren inmiddels ook goed te vinden. Vooral ook het kleine fonteintje bij oom en tante in de tuin met een kaboutertje met kruiwagen en heel veel kiezeltjes is machtig interessant. Naast de familieband kan Mrs. T. dus spreken over een heel hechte band met de buren.

Dat heeft Mrs. T. niet met haar huidige buren. En dat mist ze ook niet hoor. We (vooral Mr. T. trouwens, want Mrs. T. is niet zo van het praten over koetjes en kalfjes met mensen die ze nauwelijks kent) praten af en toe met ze als we ze buiten tegenkomen. Ze kwamen op kraamvisite bij de geboortes van de meiden en we stoppen met kerst trouw bij elkaar goede wensen in de brievenbus.

En, en dat is het belangrijkste, we kunnen op elkaar een beroep doen als het echt nodig is. Dat geldt voor alle buren die Mrs. T. heeft, ze telt ze even voor het gemak: zelfde inrit, andere helft 2-onder-1 kap, overburen (2x). Een buurtvereniging kent onze straat ook niet (vroeger wel), maar daar heeft Mrs. T. helemaal geen behoefte aan. Het is zonder zo’n vereniging al meer dan druk genoeg met van alles en nog wat.

En jij, heb je (veel?) buren dichtbij? Veraf? En wat voor band heb je dan met ze?