De vredesduif

Op een dag zat er een vreemde, witte duif voor het hok van de postduif. Hij zag er moe en verfomfaaid uit.
“Dag”, zei de postduif. “Dag”, zei de witte duif. “Wie bent u als ik vragen mag?” “Ik ben de postduif” antwoordde de postduif, “Ik breng de post. Brieven en zo. In witte enveloppen En wie bent u?” “Ik ben de vredesduif”, zei de witte duif, “Ik breng vrede.”

“Vrede?” De vredesduif knikte. “Is dat moeilijk?” De vredesduif knikte opnieuw. “Heel moeilijk, vrede kun je namelijk niet zien. Die moet je voelen”. “Daar ben ik heel goed in, in voelen”, zei de postduif. “Wij postduiven vliegen op ons gevoel moet u weten”. “Voel eens dan” zei de vredesduif. De postduif deed zijn ogen dicht en voelde. “Ik voel iets zachts” zei hij na een poosje. “Rust, fijns en iets warms. Het doet me denken aan een nest. Een veilig nest, hoog in een boom. En aan maïskorrels en aan verse stukjes brood. Zou dat vrede zijn?”

“Dat is heel goed mogelijk”, knikte de vredesduif. “Wilt u het hebben?” “Graag”, antwoordde de postduif. “Als u het tenminste kunt missen”. “Och ik heb genoeg” vervolgde de vredesduif. “Lang niet iedereen wil vrede. Soms gaat mijn hele bestelling retour afzender”. “Onbegrijpelijk” zei de postduif. “Het voelt heerlijk. Ik dank u wel. Wilt u misschien iets eten?”

“Nee, dank u”, zei de vredesduif. “Ik moet gaan. Het is een drukke tijd.” De postduif knikte. “Praat me er niet van. Tot ziens dan maar. En nogmaals hartelijk dank. Ik wist niet dat vrede zó goed voelde.”

Gelezen bij (en mogen lenen van) JeeBee.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *