Gevangen

Vanuit de verte dringt zich opnieuw dat monotone gepiep aan me op. Een gepiep dat ik ken, een gepiep van doktersseries die ik zo vaak keek op televisie. Zulk gepiep. Het gepiep van een patiënt die aan de hartbewaking, of hoe al die apparaten dan ook wel niet mogen heten, ligt. Ik geloof dat die machine dicht bij me staat, heel dicht.

Ik heb mijn ogen dicht, misschien zou het handig zijn als ik ze open? Misschien zou dat handig zijn. Maar wil ik ze open doen? Zou dat wat ik dan zie me bevallen? Voor mijn gevoel open ik mijn ogen, maar ik zie niets.

Mijn mond, hij is er, maar ik voel niets. Ik stuur bevelen naar mijn mond: spreek, praat, gil. Kuch desnoods. Doe iets. Er gebeurt niets.

Ik weet dat ik een lichaam heb, maar ik voel dat lichaam niet. Ik weet van vroeger, van voor de piep zeg maar, dat ik een lichaam heb. Maar waar is het dan gebleven? Ik voel het niet.

Van vroeger ken ik een woord: paniek heet dat woord. Ik weet dat ik logischerwijs in paniek zou moeten raken. In paniek zou moeten raken omdat ik een piep hoor, niets kan zien, geen geluid kan maken, mijn lichaam niet voel. Ik raak niet in paniek. Heel raar. Komt dat omdat ik het allemaal nog niet besef? Dat ik hier lig te liggen met blijkbaar alleen oren die het nog doen? Of zou bij alles wat ik verloren ben ook de paniek kwijtgeraakt zijn, het lijfsbehoud verdwenen zijn? Ik beschouw dat nu maar als een zegen.

De deur gaat open, er nadert iemand, twee iemanden. Ik hoor zeggen: ‘Zijn familie heeft zojuist toestemming gegeven voor de orgaandonaties, ze komen dadelijk afscheid van hem nemen. Daarna brengen we hem naar de OK’.


Een nieuwe WE-300 met als onderwerp: woordeloos. De andere bijdragen ook lezen? Klikkerdeklik!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *